De dinosauriërs of dinosaurussen (de eerste benaming is de correcte vertaling van Dinosauria, de wetenschappelijke Latijnse naam van de groep) vormen een diergroep, behorend tot de Archosauria, die stamt uit het Mesozoïcum.

De Dinosauria ontstonden ongeveer 230 miljoen jaar geleden in het Trias, als afsplitsing binnen de ruimere groep van de Dinosauriformes. De eerste dinosauriër was een kleine tweevoetige vleeseter. Die was de directe voorouder van de twee hoofdgroepen waarin alle dinosauriërs onderverdeeld kunnen worden: de Saurischia en de Ornithischia. In deze beide groepen ontwikkelden zich al snel ook plantenetende soorten. De dinosauriërs werden dominant tegen het eind van het Trias, toen op het land de meeste andere grote dieren uitstierven. Tijdens het hierop volgende Jura en Krijt waren de dinosauriërs 140 miljoen jaar lang de heersende landdieren, vermoedelijk de grootste die ooit geleefd hebben. Duizenden soorten, vleeseters en planteneters, ontwikkelden zich in allerlei vormen, mede door het uit elkaar bewegen van de continenten. De zeereptielen uit die tijd en de pterosauriërs, vliegende reptielen, waren echter geen dinosauriërs. Op het eind van het Krijt, 65 miljoen jaar geleden, stierven de meeste dinosauriërs uit, als gevolg van een meteorietinslag. Nog levende dinosauriërs zijn de vogels.

Sinds 1808 worden de uitgestorven dinosauriërs wetenschappelijk beschreven en de groep kreeg in 1842 haar naam, die "vreselijke hagedis" betekent. Tussen 1870 en 1925 werden veel dinosauriërfossielen ontdekt, vooral in Noord-Amerika. Daarna nam de belangstelling flink af maar sinds 1968 is er juist een aanzienlijke opleving van het onderzoek, de zogenaamde "Dinosauriërrenaissance". Vooral in China en Argentinië zijn honderden nieuwe soorten gevonden. De inzichten zijn sterk verbeterd over hun verwantschappen, bouw en levenswijze. Vroegere populair-wetenschappelijke boeken over het onderwerp zijn hierdoor totaal verouderd geraakt.

Door de vormenrijkdom aan dinosauriërs is het moeilijk typische eigenschappen van de groep aan te geven. Niet een bepaald kenmerk maakt een dier tot een dinosauriër maar het feit dat hij van de eerste dinosauriër afstamt. Behalve grote dinosauriërs waren en zijn er ook heel kleine. Dinosauriërs zijn reptielen en hebben een althans gedeeltelijk geschubde huid en planten zich voort door middel van eieren. Anders dan de overige huidige reptielen zijn de bestaande dinosauriërs, de vogels, warmbloedig. Onbekend en omstreden is in welke mate de uitgestorven dinosauriërs warmbloedig waren en over een verenkleed of vacht beschikten. Kleine soorten dinosauriërs hadden, ook als het geen vogels waren, vermoedelijk een hoge stofwisseling en verschillende van hun fossielen tonen de resten van veren of haren. De meeste wetenschappers denken nu dat alle dinosauriërs, ook de grootste, vrij actieve dieren waren in plaats van sloom of log, wat hun evolutionaire succes verklaart.

Tijdens het Trias, 251 tot 200 miljoen jaar geleden, lag vrijwel het hele continentale massa bij elkaar in het supercontinent Pangea. Uit reptielen van de groep der Archosauria — waarvan tegenwoordig alleen nog de krokodillen en de vogels over zijn — ontstonden de eerste dinosauriërs. De meer oorspronkelijke voorouders binnen de archosauriërs waren vermoedelijk kleine jagers die zich op vier poten voortbewogen. De poten stonden recht onder het lichaam in plaats van ernaast, zoals bij eerdere reptielen. Later ontstonden roofdieren die op twee poten rondrenden, de eerste Dinosauromorpha. Een latere deelgroep daarvan waren de Dinosauriformes en daarvan weer waren de dinosauriërs een deelgroep. Nauwe verwanten van de dinosauriërs zijn Silesaurus en Sacisaurus. De eerste dinosauriër leefde ruim 230 miljoen jaar geleden in het Ladinien van het Trias. Welke dat was, weten we niet; vermoedelijk betrof het ook hier een kleine vleeseter. De oudste dinosauriërs die wij kennen stammen uit het latere Carnien en zijn ongeveer 225 miljoen jaar oud; ze maakten toen nog maar een onbelangrijk deel uit van de totale fauna.